Wat groeit er?

 

Allium schoenoprasum

Bieslook

Bieslook is een vaste plant die afkomstig is uit Europa en Noord-Azië en al in 300 voor Christus werd gebruikt door de Chinezen. Naar verluid heeft bieslook een eetlustopwekkende werking. Verder zou het kruid een positief effect op de spijsvertering hebben en vochtafdrijvend werken.

In juni en juli bloeit de plant met blauw-roze-violette bloemen. Bieslook is geschikt om in een bloempot op de vensterbak of op het balkon te worden gekweekt. Een goede meststof voor de plant is koffiedik.

De jonge dunne stengels van bieslook worden gebruikt in de keuken. Het blad kan fijngesneden worden toegevoegd aan salades, kruidenboter, ragouts, sauzen en dressings. Als bieslook wordt gekookt, gebakken, gefrituurd of gedroogd verdwijnt de smaak. Het blad wordt dan ook pas op het laatst aan een gerecht toegevoegd. Om bieslook te bewaren kun je de plant het beste invriezen. De bloemen kunnen ook gegeten worden, deze zijn met name geschikt als garnering van gerechten.

De bollen die aan de uiteinden van de stengels worden gevormd zijn niet voor consumptie geschikt. Zij hebben een hallucinerende werking en kunnen ernstige concentratie- en erectieproblemen veroorzaken. In oude kruidenboeken staat dat bieslook als het te veel genuttigd wordt slapeloosheid en troebele ogen kan veroorzaken. Ook wordt beweerd dat bieslook dronkenschap verdrijft en aanspoort tot onkuisheid.

Angelica archangelica

Engelwortel

Engelwortel is vanouds beroemd om zijn geneeskrachtige eigenschappen. Een legende vertelt dat deze plant door een engel werd geopenbaard als geneesmiddel tegen de pest. Tegenwoordig wordt de Angelica nog gekweekt van Midden-Duitsland tot in Turkestan. Uit de zaden en de wortels wordt een zoet geurende olie geperst, die wordt gebruikt in de cosmetische industrie, in likeurstokerijen en in bakkerijen.

De Engelwortel kan tot 2,5 meter hoog worden en bloeit met geelgroene bloempjes van juni tot september. De bloemen ruiken mierzoet en zijn overdekt met een laag nectar. Nadat de plant zaad heeft voortgebracht, na twee tot 4 jaar, sterft de plant af.

Brunnera macrophylla

Kaukasische vergeet-mij-niet

Het Kaukasische vergeet-mij-nietje is een vaste plant die oorspronkelijk in de subalpine bossen van het westelijke deel van de Kaukasus voorkomt. Brunnera groeit goed op koude, winderige plaatsen, plekken waar de meeste tuinplanten het niet zullen overleven.

Brunnera behoort tot de familie van de ruwbladigen. Het blad voelt aan de boven- en onderzijde aan als fijn schuur papier en loopt vroeg in het voorjaar al uit. In de zomer kan het blad een breedte hebben van 20 cm. Van maart tot eind mei bloeit Brunnera met intens lichtblauwe bloemetjes.

Brunnera macrophylla is een goede en sterke bodembedekker, mits er voldoende worden aangeplant.

Buddleja davidii

Vlinderstruik

De vlinderstruik bloeit met trossen lichtpaarse, donkerpaarse, roze of witte bloemen van juli tot september. De struik is bladverliezend en is tot -15°C winterhard.

De naam Buddleja is afgeleid van de Engelse botanicus Adam Buddle, de soortaanduiding davidii verwijst naar pater Armand David. De plant komt van origine waarschijnlijk uit China.

De plant wordt vlinderstruik genoemd omdat de plant veel vlinders aantrekt. De bloemen van de Buddleja zijn speciaal gebouwd op de bestuiving door vlinders. De bloembuis is lang en smal waardoor alleen insecten met een lange tong bij de nectar kunnen komen. Bloemen die nog niet bestoven zijn hebben een geel hartje, een kleur die goed te zien is voor insecten. Na de bestuiving wordt het hartje rood, deze kleur is voor insecten slechter te zien, waardoor zij eerder nog niet bestoven bloemen zullen aandoen.

In Nederland worden vlinderstruiken vooral bezocht door algemeen voorkomende dagvlinders zoals Atalanta, Kleine Vos, Distelvlinder, Gehakkelde Aurelia en verschillende soorten Witjes. De struik is zeer waardevol als voedselbron voor deze typische tuinvlinders maar helpt weinig bij het redden van zeldzame vlindersoorten in Nederland. Deze soorten komen niet op de Buddleja af.

De vlinderstruik moet elk jaar drastisch gesnoeid worden om verhouten tegen te gaan.

Echinacea purpurea

Rode zonnehoed

De rode zonnehoed is een vaste plant die afkomstig is uit Noord-Amerika. Op een zonnige plek wordt de plant 70 tot 120 cm hoog en hij bloeit in juli en augustus met grote, paarsrode bloemen.

Echinacea is in de Verenigde Staten inheems en de prairie indianen van Noord Amerika gebruikten de plant vooral om infecties te bestrijden bij beten van slangen. Ze kneusden de plant tussen stenen en legden hem vervolgens op de beetwond.

In 1871 werd de zonnehoed door een arts als geneeskruid in het westen geïntroduceerd en werd het gebruikt voor tal van aandoeningen. Van 1885 tot 1935 werd de plant hoofdzakelijk voor de behandeling van infectieziekten gebruikt, met name in de VS. Door de uitvinding van antibiotica raakte rode zonnehoed op de achtergrond.

De medicinale eigenschappen die rode zonnehoed zou hebben worden door sommigen in twijfel getrokken. Uit andere onderzoeken blijkt dat de plant het risico op verkoudheid met 58% verminderd en de duur van de verkoudheid met 1,4 dagen verkort.

Het gebruik van Echinacea purpurea kan vooral bij kinderen voor huiduitslag en ademhalingsproblemen zorgen. Bij langdurig gebruik (8 weken) kan er leverstoring of leverschade optreden.

Fuchsia magellanica

Bellenplant

De Fuchsia komt uit Zuid-Amerika en Nieuw-Zeeland. Ze bloeien weelderig van begin juni totdat de eerste vorst invalt. De kleur van de bloemen is over het algemeen rood, maar sommige soorten bloeien ook paars, wit of geel.  De Fuchsia magellanica is redelijk winterhard maar niet wintergroen.

De bellenplant is in de 17e eeuw ontdekt en vernoemd naar de Duitse arts Leonard Fuchs. De zuidelijke helft van Chili en een stuk van Argentinië is het verspreidingsgebied van de Fuchsia magellanica. Zijn oorsprongsgebied strekt zich ver uit en kan behoorlijk koud en vochtig zijn. De Fuchsia’s worden er bestoven door kolibries. In Nederland komen deze vogeltjes niet voor, hier worden vooral nachtvlinders aangetrokken door de Fuchsia.

De meeste Fuchsia’s worden 20 tot 40 cm groot, behalve de Fuchsia excorticata. Dit is een boom die wel 12 tot 15 m hoog kan worden.

Hyssopus officinalis

Hysop

In de bijbel wordt Hyssopus officinalis al genoemd: ‘Ontzondig mij met hysop, en mijn ziel, nu gans melaats, zal rein zijn en genezen’ (Psalm 51, vers 4).

Hysop groeit als een klein struikje, wordt ongeveer 60 cm hoog en is winterhard. Het blad blijft in de winter vaak zitten. In juli en augustus bloeit de struik met violet blauwe bloemen die, wanneer het warm is, sterk geuren en veel vlinders en bijen aantrekken. In streken waar veel hysop groeit wordt daarvan heerlijke honing gemaakt.

De jonge blaadjes van de hysop hebben een heel uitgesproken smaak, een wat bittere combinatie van tijm en specerijen. Hysop smaakt goed bij vleesgerechten of vette vis, maar kan ook worden gebruikt bij de verwerking van fruit, bijvooorbeeld door een takje enkele ogenblikken te laten meekoken bij de bereiding van jam. De blaadjes kunnen gedroogd worden zonder dat ze hun volle aroma verliezen.

Aan hysop wordt een aantal geneeskrachtige effecten toegeschreven. Het zou reinigend en zuiverend werken voor het lichaam. De plant heeft een slijmoplossende werking en werd vroeger gebruikt bij bepaalde aandoeningen aan de luchtwegen.

Ook wanneer iemand gestresst of depressief was kon het gebruik van hysop kalmerend werken. Het gebruik van hysop werd afgeraden tijdens de zwangerschap, vanwege zijn stimulerende werking op de baarmoeder.

Lavandula angustifolia ‘Hidcote’

(Spijk-)Lavendel

Spijklavendel

Golvende velden met lavendel vormen het handelsmerk van Zuid-Frankrijk. Op enorme akkers wordt daar op commerciële wijze lavendel geteeld, vooral om parfums en geparfumeerde zeep mee te bereiden. In de zomermaanden, van juni tot augustus, bloeit lavendel met blauwpaarse bloemen. De plant wordt 70 tot 90 cm hoog en is ons klimaat winterhard en groenblijvend.

Lavendel werd 4.000 jaar voor Christus al gebruikt door mensen in het Verre en Midden Oosten. De oude Egyptenaren waren grote liefhebbers van lavendel. Farao Toetanchamon werd met een parfumkruik lavendel aan zijn zijde in zijn graftombe gelegd.

De plant werd al vroeg medicinaal gebruikt. Romeinse troepen hadden tijdens hun veldtochten lavendel bij zich voor de verzorging van gewonde en uitgeputte soldaten en in latere eeuwen werd het gebruikt als beschermmiddel tegen de pest.

Een andere toepassing is meer hygiënisch van aard. In de Middeleeuwen was lavendel een populair strooikruid, vanwege zijn insectenwerende werking en zijn langdurige geur. De olie werd gebruikt in het huishouden om geurtjes weg te werken en de stank in de straten te camoufleren.

Lavendel wordt tot slot ook in de keuken gebruikt, vanwege zijn zoete, sterke smaak. In combinatie met dille, bonenkruid en salie is het lekker om kruidenboter mee te bereiden. De jonge bladpunten kunnen verder in soep en salades en bij vis en gevogelte worden gebruikt.

Rosmarinus officinalis

Rozemarijn

Rozemarijn is een groenblijvende heester die bloeit van april tot juni, met lange blauwviolette bloemen. De takken kunnen tot 1,5 meter lang worden.

Rosmarinus is het symbool van liefdestrouw. Vroeger gaf men takjes aan geliefden die op reis gingen en werden er kransen van gemaakt voor bruiloften. Bij begrafenissen werden takjes rozemarijn op de graven gelegd, om te symboliseren dat de overledene niet zou worden vergeten.

De Oude Grieken geloofden in een versterkende werking voor de hersenen en het opfrissen van het geheugen. Tijdens examens deden zij een takje rozemarijn in hun haar.

Tegenwoordig is rozemarijn met name bekend door haar oppeppende effect. Het kruid stimuleert de bloedcirculatie en helpt daarnaast de spijsvertering te ondersteunen. Rozemarijn kan op verschillende manieren gebruikt worden, de makkelijkste manier is om de takjes in gerechten te verwerken.

Stachys byzantina

Ezelsoor

Het meest opvallende aan de Stachys byzantina zijn de grote grijze viltige bladeren, die op ezelsoren lijken. De bladeren kunnen 20 tot 25 cm lang worden. De plant wordt 40 tot 50 cm hoog en bloeit met roze bloemen in de periode juni tot september. Na een regenbui liggen de bloem- en bladstengels er plat en teneergeslagen bij: als een doorweekte ezel. Zodra de zon weer tevoorschijn komt richten de stengels zich weer op.

In de Middeleeuwen werden er geneeskrachtige eigenschappen aan de ezelsoor toegeschreven. Het blad werd gebruikt om wonden te verschonen en de gedroogde bladeren boden neus en hoofd verlichting bij verkoudheid. Tegenwoordig wordt de plant alleen nog in de tuin geplaatst vanwege het opvallende grijsgroene blad.

De bomen in de Jeroen Bosch Tuin

Transformatie naar een arboretum

Bovenstaand het overzicht van de bomen die in de Jeroen Bosch Tuin staan. Dit overzicht is afkomstig van de gemeente ’s-Hertogenbosch (klik op de afbeelding om te vergroten).

Van oorsprong is de Jeroen Bosch Tuin een kloostertuin behorend bij de Sint Josephkerk en het klooster van de Paters Redemptoristen. Het complex werd in het midden van de 19e eeuw gebouwd. De grote oude bomen die te zien zijn in het park dateren uit die tijd. Het zijn kastanjes, eiken, lindes en esdoorns. In een overleg tussen de gemeente en de Vereniging Vrienden van de Jeroen Bosch Tuin is besloten het park geleidelijk te transformeren naar een arboretum.

De transformatie naar een arboretum houdt in dat oude bomen die gekapt moeten worden vervangen worden door nieuwe, verschillende soorten. Zo krijgt het park een mooie en gevarieerde aanblik. Inmiddels zijn er al vijf oude bomen vervangen door nieuwe soorten te weten: de Perzische slaapboom, de Magnolia, de Chinese vernisboom, de Walnoot en Perzisch ijzerhout (Parrotia).

Overzicht van stinzenplanten

Een schets van de tuin

Hierboven vind je een schets van de Jeroen Bosch Tuin waarop te zien is welke stinzenplanten waar te vinden zijn (klik op de afbeelding om te vergroten). De schets is gemaakt door Zach Salverda die zich in het verleden sterk gemaakt heeft om stinzenplanten aan te schaffen voor de Jeroen Bosch Tuin.

Wat zijn stinzenplanten? “Stinzenplanten is een verzamelnaam voor een bijzondere groep verwilderende voorjaarsbloemen. Het zijn vooral bol-, knol- en wortelgewassen die vanaf circa de 16e eeuw werden (en worden!) aangeplant op buitenplaatsen, rondom kastelen en landhuizen” (zie De Warande voor meer informatie). In de Jeroen Bosch Tuin groeien onder andere blauwe annemoon, bosannemoon, winterakoniet, kivietsbloem, witte hyacint, sneeuwknokje, hondstand, vingerhelmbloem, sterhyacint, daslook en knikkend vogelmelk.

Prairietuin achter de Jeroen Bosch vogel

Een tuin die goed tegen droogte kan waar jaarrond iets te zien is

In de prairietuin achter de Jeroen Bosch vogel (lees hier meer over hoe deze tuin tot stand is gekomen) is een mix van vaste planten geplant, zijn biologische bollen gepoot en is een biologisch bloemenmengel gezaaid. Bekijk hier wat er precies groeit.